
De trofee voor één van de strafste madammen van de 56ste Dodentocht gaat zonder twijfel naar de Antwerpse Jekka Goemans (88). Ze stapte de volledige 100 kilometer uit, was de oudste deelneemster én deed dat terwijl ze slechtziend is. Met haar blindegeleidestok in de hand legde ze het hele parcours af. “Morgen ga ik terug op wandel, maar eerst een goei douchke”, lacht de tachtiger.
Wie Jekka zaterdagavond om 19.53 uur over de finish zag gaan, kon het applaus niet missen. “Proficiat”, “bewonderenswaardig”, “chapeau”: het zijn maar enkele van de vele complimenten die ze kreeg. Ze kwam hand in hand met haar kinesiste Nadia Bouamoud van het woonzorgcentrum over de streep. Samen wandelden ze een heel stuk. “Wandelen? Zeg daar hier niet wandelen tegen, hé. Wandelen doe je in een bos. Dit is stappen”, knipoogt ze.
Alsof het al niet straf genoeg is dat ze als oudste van 13.000 deelnemers aan de start stond, heeft Jekka ook nog eens een sterk beperkt zicht. “Blind ben ik niet helemaal, want licht en donker kan ik nog net onderscheiden. Voor de rest is alles flou”, legt ze uit. “Mijn wandelstok, dat zijn mijn ogen op de grond.”
Morgen ga ik gewoon terug mijn dagelijkse wandeling doen met mijn zus. Zij zit in een rolstoel en ik duw haar rond op het Eilandje. Dat heeft zij nodig om buiten te komen
Deelneemster Jekka
Stappen is voor Jekka een echte passie. “Ik ben daar mee begonnen toen mijn man tekenen van dementie begon te vertonen. Ik zeg altijd: langeafstandswandelingen waren voor mij een soort hulp die ik nodig had, in plaats van naar een psychiater te gaan. Ik stap en ik luister naar filosofie. Dat geeft mij moed om door te zetten. Dat wil ik trouwens aan iedereen meegeven: als het jou te hoog zit, ga stappen. Het maakt niet uit waar.”
Maar de tocht was pittig, en volgens Jekka zelfs pittiger dan vorig jaar. “Tot 60 kilometer ging het echt heel goed. We stapten 5,5 tot 6 kilometer per uur en ik voelde mij super. Maar vanaf dan… amai. Die kasseien en veldwegen, dat was echt lastig. In die zandwegjes bleef mijn stok geregeld vasthangen. Daar erger ik mij trouwens ook aan op het Eilandje waar ik woon. Het Dodentocht-parcours was goed, maar toch véél zwaarder.”
Zwaarder wel, maar de tijd die ze neerzette is zelfs beter dan vorig jaar. “Of ik gedacht heb aan opgeven? Oooh jawel, maar ik ben te fier, hé. Goe zot ben ik”, lacht ze. “Maar een volgende keer? Nee, dat zit er niet meer in. Het was verdomme zwaar, en niet alleen voor mij.”
Rust nemen zit er echter niet in. “Morgen ga ik gewoon terug mijn dagelijkse wandeling doen met mijn zus. Zij zit in een rolstoel en ik duw haar rond op het Eilandje. Dat heeft zij nodig om buiten te komen.” Van kwaaltjes heeft ze geen last. “Geen bleinen, niks. Straks pak ik wel een goei douchke en ga ik lekker slapen.” En wat ze nog het meest zal missen? “Al die aandacht van die journalisten, ik vond dat plezant, ze”, besluit ze.